Dit is een kopie van het artikel “Een training moet ook gezond zijn, vindt NOC-NSF. ‘We gaan meer naar de sporters luisteren’”, door Esther Scholten uit Trouw d.d. 7 januari 2022.

Een training moet ook gezond zijn, vindt NOC-NSF. ‘We gaan meer naar de sporters luisteren’

Artikel in Trouw

Nieuw beleid van NOC-NSF zorgt voor een belangrijke medische bijvangst: een betere gezondheid voor de atleten na hun sportcarrière. Prestatiemanager Maarten Moen legt uit waarom het daar nu tijd voor is.

Met het aantreden van een nieuwe ‘prestatiemanager medisch’ bij sportkoepel NOC-NSF krijgt de gezondheid van topsporters op de lange termijn meer prioriteit. Het is zijn missie voor de komende jaren, verklaart sportarts Maarten Moen om “samen met alle artsen en fysiotherapeuten die werkzaam zijn binnen de topsportprogramma’s te zorgen voor zo veel mogelijk gezonde trainingsuren en wedstrijden”.

Het klinkt zo logisch. Waarom is deze missie nodig?

“Dat we de nadruk leggen op zo veel mogelijk gezonde trainingsuren is nieuw. Natuurlijk is het doel altijd al geweest om zo fit mogelijk aan de start te verschijnen, maar de focus is verschoven: een sporter moet niet alleen op een toernooi fit zijn, ook de jaren ervoor. Dat zorgt voor een belangrijke medische bijvangst: een betere gezondheid op de lange termijn, dus ook na de sportcarrière.

“Het mooie hieraan is dat iedereen zich erin kan vinden, ook al is het hoofddoel misschien anders. Hoe meer gezonde trainingsuren, hoe beter iemand kan worden. Dat maakt het voor sporters en coaches aantrekkelijk. Zij letten vooral op de prestatiekant. Vanuit het medische oogpunt is het interessant ter voorkoming van overbelasting en blessures. Artsen en fysiotherapeuten hoeven minder aan de rem te trekken als een trainer zich realiseert dat een gezonde atleet beter zijn ding kan doen.”

Hoe vertaalt zich het naar de praktijk?

“Het komende jaar willen we nog beter naar de sporter luisteren. Wat denk jij? Wat voel jij? Dat hebben we in het verleden misschien te weinig gedaan. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het gericht vragen stellen over het fysieke en mentale welzijn heel effectief is om verlies van trainingsuren tegen te gaan. Het kan een nóg grotere bijdrage leveren dan we eerder dachten.

“De afgelopen tien jaar hebben we hard gewerkt om de basis van de topsportgeneeskunde goed neer te zetten. Dat is echt de legacy van mijn voorganger Cees-Rein van den Hoogenband. Van versnipperde zorg naar ‘designated teamartsen’ en een netwerk van specialisten daaromheen, met radiologen, cardiologen, longartsen en orthopeden. Nu kunnen we verder bouwen en finesses aanbrengen in het proces.

“Als je alleen aan de korte termijn denkt, wil je een probleem zo snel mogelijk oplossen. Even een pleistertje plakken. bij wijze van spreken, en hup, door naar de volgende wedstrijd. Er zijn de laatste jaren steeds minder sporten waar gewerkt wordt volgens het principe: we gaan gewoon trainen en kijken wel wat er gebeurt. Dat is het instapmodel. Gelukkig begint langzamerhand het besef door te dringen dat er minder gepresteerd kan worden als er te veel dagen en weken verloren gaan door blessures en ziekte.”

Het besef is stap één. Hoe kun je vervolgens de kansen op blessures en overbelasting verminderen?

“Door sporters goed te monitoren. Met bijvoorbeeld hartslagmeters. Het bijhouden van de ochtend- en avondtemperatuur. Krachtmetingen. En vragen stellen als: heb je er wel zin in vandaag? Het is de kunst om uit al die parameters te ontdekken wanneer je moet oppassen. Als een sporter een pittige trainingsweek heeft gehad, betekent het rode lampje dan dat hij goed diep is gegaan en het effect behaald is? Of juist dat de grens te veel is opgezocht met een te grote vermoeidheid tot gevolg, wat voor de lange termijn niet goed is? Daar zullen we mettertijd steeds slimmer in worden.”

Hebben de misstanden in de topsport een rol gespeeld, ook omdat u zo bewust het mentale welzijn meeweegt?

“Nee, wij zijn twee jaar geleden al begonnen om deze stap voor te bereiden. Omgekeerd kan het misschien wel nieuwe misstanden helpen voorkomen. Niemand heeft er baat bij om iemand zo ver onder te dompelen dat-ie minder goed boven komt. De coach niet, de sporter niet, de medische staf al helemaal niet. Het is goed om dat met z’n allen scherp te hebben en te benadrukken.”

Hoe reageren de sporters erop? Het vraagt wel dat zij zich kwetsbaar durven opstellen.

“Zeker. Daarbij is de staf om de sporter heen ook belangrijk. Dat is het goede van deze boodschap: iedereen wil zo veel mogelijk gezonde trainingsuren. Ik kom net bij de waterpolodames vandaan. Daar heb ik het uitgelegd. Het moet voor sporters duidelijk zijn waarom wij bepaalde dingen willen weten. Dat het niet Big Brother is, of een moetje dat enkel voelt als huiswerk. Het is belangrijk dat zij zich realiseren dat we dit juist voor hen doen. Een medische vinger aan de pols houden.”

Deel deze pagina