Interview met Dr. Maarten Moen, sportarts NOC*NSF
Maarten Moen is als sportarts werkzaam als medische staf bij het NOC*NSF, de Olympische en Paralympische organisatie. Het doel van de medische staf, bestaande uit Cees-Rein van den Hoogenband (Chefarts NOC*NSF), Maartje ten Barge, Aafje Boerma en Maarten Moen, is de kwaliteit van de medische zorg voor topsporters zo goed mogelijk te maken.
Innovatie en het leveren van steeds betere zorg aan topsporters is een speerpunt binnen NOC*NSF. Een van de dingen waar de medische staf zich mee bezig houdt is de preventie van eetstoornissen en de zorg van sporters die hiermee worstelen. “Een paar jaar geleden hebben we de oude richtlijnen voor eetstoornissen herschreven”, aldus Maarten Moen. Bij het schrijven van de nieuwe richtlijnen heeft het NOC*NSF experts van buitenaf ingeschakeld, waaronder Dr. Eric van Furth van de Ursula kliniek, Annemarie van Bellegem (AMC), Karin de Bruin (sportpsycholoog) en vele anderen.
Foto genomen in Rio: Olympische Spelen 2016
Feiten en cijfers - sporters met eetstoornissen
Uit onderzoek is gebleken dat 20% van de vrouwen en 8% van de mannen in de topsport een eetstoornis ontwikkelt. Dit is meer dan een verdubbeling als we kijken naar de niet topsporters, waar “slechts” 9% dames/meiden en 0,5% mannen/jongens die niet aan topsport doen een eetstoornis krijgen.
Eetstoornissen en topsporters
In welke sport komen eetstoornissen het meeste voor?
“Eetstoornissen komen met name voort bij de esthetische sporten zoals turnen. Maar ook in de gewichtsklasse sporten zoals judo en roeien komen eetstoornissen voor. Reden hiervoor is dat je een bepaald gewicht moet hebben, of op een gewicht moet komen. Ook bij schansspringers komen eetstoornissen voor. Belangrijk bij het schansspringen is dat je snel gaat en ver springt. En als je vijf kilo lichter bent dan ga kom je verder, dat is gewoon een feit. Hoe zwaarder, hoe sneller je bij de grond bent. Voor schansspringers is het erg logisch om te denken ‘hoe lichter hoe beter’, want dat is voor hun prestatie ook zo.”
Sportprestaties zijn afhankelijk van gewicht
Hoe ver gaan topsporters voor hun prestaties? En hoe ga je daarmee om als begeleidend sportarts?
“Je bent een sporter omdat je wilt presteren. Dus presteren is belangrijk, maar dan wel met gezond blijven in het achterhoofd. Voor topsporters is sport hun vak, het is hun baan. Net zoals een verkoper ga je voor je verkoop. Als je werkt als salesmanager of verkoper word je ook afgerekend op je omzet. Je moet je target halen. Dus als het om presteren gaat moet je hier als topsportarts wel begrip voor kunnen hebben en tonen. Anders gaat een samenwerking echt niet werken. Het is begrijpelijk dat een schansspinger minder wilt wegen om verder te kunnen springen. Wanneer iemand teveel afvalt dan zal hij/zij ook vaker ziek worden. Dit zijn aanknopingspunten om een gesprek te beginnen. Want daarnaast loop je het risico een flinke trainingsachterstand op te lopen, en dan zullen je prestaties ook achteruit gaan.”
Topsporters sporten om te presteren
Is het willen presteren op dit hoog niveau wel gezond?
“Topsporters hebben een groot doorzettingsvermogen, ijzeren discipline en halen soms hun mate van zelfwaarde uit hun sportprestaties. In dat opzicht lijken ze op de niet sporter met een eetstoornis. Het is belangrijk dat er naast al het harde trainen een goede balans is. Naast je carrière in de topsport moet je ook een leuk leven hebben.”
Alle topsporters letten vanzelfsprekend op hun dieet, maar bij enkele topsporters is er echter sprake van een afwijkend eetpatroon.
Eetstoornissen onder topsporters kunnen we scheiden in twee categoriën; 1. de psychisch gedreven eetstoornis en 2. de prestatie gedreven eetstoornis. Bij psychisch gedreven eetstoornissen liggen vaak onverwerkte emoties, lage zelfwaardering of trauma’s ten grondslag. Ook zien we dat deze personen afvallen, diëten of laxeren om andere redenen dan voor het verbeteren van hun sportprestaties. Bij een prestatie gedreven eetstoornis is er geen sprake van een psychisch probleem, maar is de sporter gedreven vanuit het verlangen om zo goed mogelijk te presteren. In het eerste geval zal iemand veel moeite hebben met het aanpassen van zijn eetpatroon, vaak zal de ware aard van het eetprobleem onderzocht moeten worden. Therapie is dan noodzakelijk. In het tweede geval zal de topsporter zijn eetpatroon makkelijker aanpassen als zijn sportprestaties onder zijn eetgedrag lijden. Hij zal na het behalen van een medaille ook veel gemakkelijker zijn strakke (eet)regime los kunnen laten.