Dit is een kopie van het artikel “Moet zweem van verdachtmaking rond astma-medicatie in topsport verdwijnen?”, door Nick Tol uit De Telegraaf d.d. 3 mei 2022.
Moet zweem van verdachtmaking rond astma-medicatie in topsport verdwijnen?
’Verhalen over valsspelen zijn achterhaald’
In Nederland kampen ruim 500.000 mensen met astma, maar in sommige sporten komt de bekende longziekte verhoudingsgewijs veel vaker voor. Hoe kan dat? Maken atleten nu meer gebruik van medicatie tegen astma dan tien jaar geleden? Welke verschillende vormen zijn er? En kun je met deze medische aandoening ook de absolute top halen als sporter? Op Wereld Astma Dag gaan sportarts Maarten Moen en ervaringsdeskundige Bart Veldkamp uitgebreid in op deze veelomvattende materie.
In zekere zin rust er in de topsportwereld nog altijd een taboe op het gebruik van luchtwegverwijders, in de volksmond ook wel puffers genoemd. Lang niet alle atleten durven er in het openbaar gebruik van te maken, doordat ze dan al snel verhalen over valsspelen naar hun hoofd geslingerd krijgen. „Maar dat is echt een achterhaald verhaal”, verzekert Maarten Moen, chef-arts van NOC*NSF.
Er zijn diverse soorten astma. De vorm die opvallend vaak voorkomt bij atleten, is inspanningsastma. Vooral in sporten als schaatsen, wielrennen, roeien, waterpolo en zwemmen lopen zij een (sterk) verhoogd risico op deze variant. De longproblematiek onder atleten verschilt per discipline. Uit een groot internationaal onderzoek blijkt dat inspanningsastma als gevolg van topsport kan oplopen tot wel 70 procent.
Diep gaan
Moen legt uit hoe dat zit: „Atleten op het hoogste niveau moeten zeer regelmatig heel diep gaan. Vooral bij langdurige inspanningen verplaatsen ze hierbij uitzonderlijk veel lucht. Daardoor zijn ze hun luchtwegen als het ware aan het uitdrogen. In sommige sporten komen daar nog extra prikkels bij. In het zwemmen heb je bijvoorbeeld de chloordampen in het water. Bij het schaatsen heb je de kou. Door die omstandigheden - in combinatie met heel diep en snel ademen - kunnen je luchtwegen gaan samenknijpen. Dat zorgt voor een benauwd, vervelend gevoel.”
Bij korte inspanningen is dat anders. „In een sport als BMX moet je anderhalve minuut gigantisch hard fietsen, maar ben je dus niet heel lang lucht aan het verplaatsen”, weet Moen. „Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de 100 meter in de atletiek. In dat soort disciplines komt inspanningsastma daardoor ook nauwelijks voor.”
Topsporters die de diagnose inspanningsastma hebben gekregen, maken voor een intensieve inspanning vaak gebruik van een puffer. „Daarmee anticipeer je op die prikkel die je luchtwegen laat versmallen. Dankzij luchtwegverwijders kun je dan weer goed ademhalen, zodat de astma je sportprestaties niet negatief beïnvloedt.”
Strenge regels voor longmedicatie
Maar zo’n luchtwegverwijder krijg je als sporter niet zomaar. Althans, niet in Nederland. Een aantal jaren geleden heeft NOC*NSF de regels voor longmedicatie een stuk strenger gemaakt. Binnen de sportkoepel is een netwerk opgesteld van zes topsport-longartsen, die gespecialiseerd zijn in inspanningsastma. Volgens Moen is het aantal gebruikers van longmedicijnen in de Nederlandse topsport eerder afgenomen dan toegenomen in het afgelopen decennium. „Zoals gezegd is het zo dat je in sommige sporten een verhoogd risico loopt op deze aandoening, maar dat wil niet per definitie zeggen dat je het krijgt. Als topsportartsen zeggen wij dan ook niet ’neem lekker een puffer’ als atleten last hebben van hun longen. Elke topsporter die mogelijk kampt met inspanningsastma, wordt doorgestuurd naar een van onze longartsen. Die bepaalt vervolgens op basis van gedetailleerde testen of medicatie echt nodig is. Ook sporters die al jarenlang een puffer gebruiken maar deze eigenlijk niet nodig hebben, komen daarmee aan het licht. Het is allemaal veel beter gestructureerd dan vroeger.”
De internationale dopingautoriteit WADA besloot ongeveer tien jaar geleden dat de meeste longmedicijnen zijn toegestaan, waarbij er uiteraard wel een maximum is verbonden aan het gebruik ervan. Toch hangt er nog steeds een zweem van verdachtmaking omheen. Dat lijkt te komen door misbruik in het verleden en grote nieuwszaken over dit onderwerp, zoals een paar jaar geleden nog rond wielrenner Chris Froome. De viervoudig winnaar van de Tour de France werd verdacht van dopinggebruik, omdat hij te veel van het longmedicijn salbutamol had ingenomen. Uiteindelijk werd hij vrijgesproken, omdat niet onomstotelijk kon worden vastgesteld dat de Brit bewust te veel van het middel had gebruikt.
Alle medicatie op een hoop
Moen deelt zijn visie: „Een paar jaar geleden heeft een Nederlandse onderzoeksgroep alle literatuur rond longmedicijnen in relatie tot topsport op een hoop gegooid. Er is geprobeerd een antwoord te vinden op de vraag: is het nou zo dat je harder gaat fietsen of schaatsen van puffers? Dat blijkt gewoon niet zo te zijn. Tenzij je bepaalde pilletjes gaat gebruiken waardoor je belachelijk hoge concentraties binnenkrijgt. Maar die zijn bedoeld om vals te spelen. De hoeveelheden die je nodig hebt voor inspanningsastma, zijn 0,0 prestatie-bevorderend. En als je die hoeveelheden overschrijdt, komt dat naar voren in de dopingtest.”
Atleten die stoppen met topsport, hebben na hun carrière meestal geen last meer van inspanningsastma. Moen: „Als ze die enorme prikkel niet meer krijgen, ontstaat die vernauwing van hun luchtwegen vaak niet meer en kunnen ze stoppen met het gebruik van medicatie. In die zin kun je inspanningsastma zien als een probleem dat nauw samenhangt met het beroep topsporter. Bij chronische astma, die doorgaans ontstaat op jonge leeftijd, is dat natuurlijk anders. Daar ondervind je ook na je carrière de gevolgen van.”
De chef-arts van NOC*NSF hoopt naar eigen zeggen bovenal dat de zweem van verdachtmaking rond niet-verboden longmedicijnen in de topsport verdwijnt. „Het zou mooi zijn als sporters over een paar jaar verlost zijn van die onterechte negatieve ballast.”