Verminder de kans op dementie door te bewegen!
Het was rond koffietijd in een verpleegtehuis en een kring ouderen zat, zoals dagelijks, eensgezind in de koffie te roeren. Het getingel van de lepeltjes werd verstoord door de staande klok, die gewichtig 11 keer sloeg en de koekjestrommel kwam tevoorschijn. Mevrouw Batenburg, laten we haar zo noemen, stond op, pakte de trommel, nam een kaakje, stak deze in haar mond en gaf al kauwend de trommel door aan de buurvrouw links. Deze keek verlekkerd, tastte toe met haar bevende hand en gaf op haar beurt door aan haar buurman. De koekjes gingen zo van hand tot hand, waarbij er tevreden werd gekauwd. Uiteindelijk was de buurvrouw van mevrouw Batenburg aan de rechterkant aan de beurt en zij zette de trommel terug op de ovalen tafel. Hierop stond mevrouw Batenburg op en zei vermanend tegen de buurvrouw rechts: “Wat geeft u het recht, dat u wel een koekje krijgt en ik niet?!”. Terwijl de koekkruimels nog tussen haar eigen kiezen plakten. Dementie is helaas een schrijnend ziektebeeld.
Is er dan niets om de kans op dementie, net als bij mevrouw Batenburg, te verminderen? Afgelopen maand verscheen er in het tijdschrift Neurology een Scandinavische studie, die de relatie tussen fitheid op middelbare leeftijd en het ontstaan van dementie onderzocht. Bij 191 deelnemers van 38-60 jaar werd in 1968 met een fietstest de fitheid gemeten. Hierbij werd opgedeeld in drie groepen: lage fitheid, redelijke fitheid en goede fitheid. Periodiek werd men daarna door psychiaters onderzocht op dementie, tot het laatste meetmoment in 2012. Hierna sloot de studie na 44 jaar af. Uiteindelijk bleek dat mensen met een lage fitheid 112% meer kans hadden op het ontstaan van dementie dan mensen die op middelbare leeftijd juist als fit werden bestempeld.
Fitter worden dus, mensen! Zeker op middelbare leeftijd om de kans op dementie later flink te verminderen. Dan kan je ook als krasse knar nog eens mensen verbazen, zoals ik een keer meemaakte met een hele oude meneer, die zichzelf in zijn rolstoel voortbewoog door de gangen van een verpleeghuis. Ik was daar als arts in opleiding om een consult te doen bij een mevrouw met longklachten. Het was een gesloten afdeling, omdat er best wat mensen verbleven die niet voor zichzelf in konden staan bij het verlaten van de afdeling. Niet iedereen was daar dus even scherp bij de les. Ik en een collega wilden, na het consult, de afdeling verlaten, maar om dit te doen moest er een code ingetoetst worden. Wij wisten 'm niet, maar verwachtten eerlijk gezegd ook niet dat de oude man in de rolstoel deze op kon hoesten. We vroegen ‘t hem toch, omdat er geen verpleegkundigen in de buurt waren. “Oh tuurlijk”, zei de man die wat onderuit hing in zijn rolstoel en zich met zijn voeten langzaam verder bewoog. “Dat is 2-3-5-9-7. En vergeet u alstublieft niet een hekje in te toetsen op het eind”. Met een klik sprong de deur open en mijn collega en ik keken elkaar verbaasd aan, terwijl de man rollend de hoek om verdween. Het kon niet anders dan dat deze man op middelbare leeftijd topfit was geweest. Iets anders dan dát konden we echt vergeten.