Dit is een kopie van het artikel “Topsport mag niet voordringen in de coronacrisis”, door Enzo van Steenbergen en Danielle Pinedo uit NRC Handelsblad d.d. 12 december 2020.

Topsport mag niet voordringen in de coronacrisis

Interview in NRC Handelsblad

Judoka Henk Grol verwijt sportkoepel NOC-NSF te „falen” in de coronacrisis. Het testbeleid zou niet op orde zijn. Technisch directeur Maurits Hendriks en sportarts Maarten Moen vertellen over hun keuzes. „We hebben duizend sneltests ingekocht, nog voor ze op de markt waren.”

Zij bepalen voor een groot deel hoe de Nederlandse topsport omgaat met de coronacrisis: Maurits Hendriks (59) en Maarten Moen (42). Hoe verdedigen de technisch directeur en het medisch staflid van sportkoepel NOC-NSF de belangen van sporters? Wat is de logica achter hun testbeleid?

Die vragen zijn nog actueler sinds judoka Henk Grol de afgelopen weken stevige kritiek had op hun beleid. Volgens Grol heeft NOC-NSF het testbeleid voor topsporters onvoldoende op orde. Grol is aan de slag gegaan met eigen tests, die volgens hem sneller en net zo goed zijn als de tests die de sportorganisatie gebruikt. Het leidde tot grote koppen in De Telegraaf, waar Grol zijn beklag deed. ‘NOC-NSF laat steken vallen’, ‘Bom barst bij NOC-NSF’, Grol zei dat de sportorganisatie „faalt”.

NOC-NSF reageerde tot dusver summier op de aantijgingen. Maar Hendriks en Moen hebben het gevoel dat door dit soort verwijten een onjuist beeld ontstaat over de houding van NOC-NSF. Daarom blikken ze terug op de rol van de sportkoepel, sinds het coronavirus Nederland en de topsport in maart overviel.

Topsport mag niet voordringen in de coronacrisis

Foto door Merlijn Doomernik

In de eerste maanden van de crisis viel het op dat het in talkshows veel meer ging over de belangen van kappers en restauranthouders dan die van sporters. Was het een bewuste keuze om op de achtergrond te blijven?
Hendriks: „Niet in talkshows aanschuiven vind ik iets anders dan onzichtbaar zijn. We hebben ervoor gekozen om topsporters zelf te laten reageren op de situatie. Maar wij waren steeds beschikbaar voor commentaar. Ik denk dat ik tien keer zo vaak geïnterviewd ben als vorig jaar.”

Eind mei zat u, Maurits Hendriks, in een NOS-uitzending waarin u pleitte voor een versoepeling van de maatregelen. Maar u zei óók: „We kunnen niet naar Den Haag om alleen te vragen, we zullen er als sport alles aan doen om die besmettingsgraad heel laag te houden.” Zat u in dubio?
„Zo heb ik het niet beleefd. Wel voelde ik vanaf het eerste moment een grote verantwoordelijkheid. Als topsport hebben we een voorbeeldfunctie. Er werd solidariteit gevraagd naar de zorgsector, ook van ons. Het ging niet alleen om de belangen van de Nederlandse topsport, maar ook om de positie van topsport in de samenleving.”

Moen: „Natuurlijk redeneert iedereen – ook wij – vanuit zijn eigen koker. Maar voor ons stond voorop dat onze verzoeken aan het ministerie van VWS geen extra druk op de maatschappij mochten leggen. In onze notities hebben we dat steeds benadrukt.”

Toch had een aantal sporters het gevoel: ze komen onvoldoende voor ons op.
Hendriks: „Ik heb zéker kritiek gekregen die eerste weken. Eén bondsvoorzitter vond dat ik mij anders moest opstellen, ‘want wij behoren ook tot de vitale beroepen’. We moesten meer aan onszelf denken, vond hij. Er was boosheid en frustratie – nog steeds. Maar uiteindelijk is van minder belang hoe hard je iets roept, dan wat je bereikt. En het is toch opvallend dat juist in deze week, waarin Rutte een sobere Kerst aankondigt en mogelijk zelfs verscherpingen, óók bekend wordt dat sporters in topcompetities vanaf 17 december weer mogen trainen en wedstrijden spelen. En dat aan het Outbreak Management Team [OMT] het plan wordt voorgelegd de groepsgrootte bij sporten in teamverband op te heffen.”

Zijn die maatregelen een direct gevolg van jullie stellingname?
Hendriks: „Bij het ministerie weten ze dat we ons huiswerk goed doen. Dat we onze protocollen met hulp van topexperts opstellen. Men vertrouwt ons in Den Haag. We zijn vaak ontvangen door de ministers Bruins, Van Rijn en Van Ark. Ons verzoek om topsporters die uit een risicogebied komen, vrij te stellen van quarantaine, werd gehonoreerd. Je kan zeggen: de sport ging snel op slot. Maar je kan ook zeggen: de sport ging als eerste snel weer open.”

Hebben jullie goed gevolgd hoe andere landen het aanpakten?
Moen knikt. „Topexperts wereldwijd hebben connecties met de olympische takken. De afgelopen maanden hebben chief medical officers uit meerdere landen bij elkaar gezeten om te kijken wat ze van elkaar konden leren. Heel nuttig.”

Hendriks: „Zo leerden we dit voorjaar van de nationale zwemselectie van Hongarije. Die zat in een bubbel, maar testte na twee weken volledig positief. Door dat soort lessen kwamen we in Nederland bij een hybride model uit, waarin gedragsregels centraal staan.”

Moen: „Sporters houden voldoende afstand en melden zich bij de minste klachten. Dat zijn de grote sloten op de deur.”

Hendriks: „Toen Nederland een mondkapjesplicht nog onzinnig vond, hadden we die op Papendal al ingevoerd. Over de effectiviteit van mondkapjes leerden we dan weer van de Japanners.”

Moen heeft ook contact met topman Ruud Dobber van het farmaceutische bedrijf AstraZeneca. Die heeft in juni – toen het weer mocht – aan zo’n honderd olympische en paralympische coaches op Papendal uitgelegd hoe de route van het vaccin zou gaan lopen. Hendriks: „Dat beeld hebben we in een heel vroeg stadium gedeeld met andere landen. Ook om sterk te staan, want wij beseften heel goed dat topsporters niet als eerste gevaccineerd worden. Tegelijkertijd wil Thomas Bach [voorzitter van het IOC] dat deelnemers aan de Spelen in Tokio, volgend jaar, zich uit respect voor medespelers en de Japanners laten vaccineren. Dat is aardig, maar als je het vaccin niet kan verkrijgen omdat sporters achterin de rij staan, dan wordt dat knap lastig. Tegen het IOC hebben we gezegd: prima, die lijn, maar dan verwachten we wel dat het IOC een rol speelt in het verkrijgen en verdelen van vaccins, gelijkmatig over álle topsporters.”

Vecht het IOC voor een plek eerder in de rij?
Hendriks: „Er doen 11.000 sporters mee in Tokio. Afgezet tegen de wereldbevolking gaat het niet om grote aantallen, maar ik kan me voorstellen dat het in Nederland heel gevoelig ligt als wij zouden aandringen op vaccins voor 500 leden van onze ploeg.”

Ingewikkeld: laveren tussen die maatschappelijke verantwoordelijkheid en de door sporters verlangde duidelijkheid.
Hendriks: „We gaan niet voordringen, maar we moeten wel het gesprek aangaan, want de wereld verwacht wat van ons.”

Als de Spelen dichterbij komen, maar de vaccinaties voor olympiërs uitblijven, kan die houding jullie opbreken.
Hendriks: „Het zou best kunnen dat het spannend wordt. Daarom zijn vaccinaties wat ons betreft een internationale zaak.”

Moen vertelt dat NOC-NSF al snel tegen een beperkte testcapaciteit aanliep. Sporters met klachten mochten in het begin van de crisis blij zijn als ze getest werden. Net als veel andere Nederlanders stonden ze soms dagen aan de kant – voor sporters betekent dat direct een grote inbreuk op hun trainingsschema’s.

NOC-NSF wilde geen testcapaciteit ‘kapen’ voor topsporters en legde daarom contact met commerciële testbureaus, zodat de ggd-capaciteit niet belast zou worden. Preventief testen, zoals in het profvoetbal, wilde NOC-NSF in de zomer niet. Moen: „In die tijd telde Nederland ‘maar’ 560 besmettingen per dag, een getal waarvan we nu alleen kunnen dromen. Die lage virale druk en de ‘grote sloten’ deden ons besluiten in die periode niet voor preventief testen te kiezen.”

Toen de tweede golf in oktober een feit was, kocht NOC-NSF een duizendtal antigeen sneltesten in bij het farmaceutische bedrijf Abbott, nog voordat dat middel op de markt was. „Ook hier wilden we het niet voor verpleeghuizen wegkapen”, zegt Moen, „dus hebben we eerst gekeken naar de beschikbaarheid.”

De testen werden verdeeld over teamartsen, zodat die ze waar nodig aan sporters konden verstrekken. Moen: „Geen enkel moment hoefden wij nee te verkopen.”

Judoka Henk Grol is niet blij met jullie testbeleid. Hij liet zich sneltesten met een apparaat van zijn sponsor.
Hendriks: „Henk heeft mij een app met een foto gestuurd, op z’n Henks. Zo van: dit is de oplossing voor alles. Wel heb ik diezelfde dag nog Maarten verzocht de validatieresultaten op te vragen.”

Moen: „Toen die ruim twee maanden later binnenkwamen hebben topexperts van het Erasmus en UMC Utrecht ernaar gekeken. De test was betrouwbaar, maar Boditech had geen kweek gedaan met het virus – de allerhoogste standaard. Daarom hebben wij besloten Grols test op de lijst van te overwegen sneltesten op te nemen, met de aantekening dat er testen zijn die nog mooier gevalideerd zijn.”

Grol wist kennelijk niet dat jullie sneltesten hadden ingekocht.
Hendriks: „Die informatie is altijd beschikbaar geweest.”

Ook Hinkelien Schreuder, voorzitter van de atletencommissie, zei: „We weten vaak niet wat beschikbaar is. Daardoor kan onvrede ontstaan.”
Moen: „Natuurlijk is het onze taak sporters in te lichten, via de atletencommissie of bondsartsen. Dat doen we wel degelijk.”

Zwemster Femke Heemskerk kon niet meedoen aan een olympisch kwalificatietoernooi omdat haar partner corona kreeg en zij als gevolg daarvan in quarantaine moest. Weg olympisch ticket.
Hendriks: „In Nederland zijn er afspraken over wat mag als iemand in je huishouden positief getest wordt. Aan die regels kunnen wij niet tornen.”

Op dat punt moet je geen uitzonderingspositie voor sporters willen?
Hendriks: „Dat is te riskant.”

Met een sneltest had zij wellicht kunnen aantonen dat zij niet besmet is.
Moen: „Je komt niet onder die regels uit, hoe jammer ook.”

Hendriks: „Ik begrijp dat het tot zeer grote emoties leidt. Maar geloof me als ik zeg dat we ook in haar geval alles geprobeerd hebben: topexperts inschakelen, toegang tot testen verzorgen ... Maar helaas: regels zijn regels.”

Zeggen jullie terugkijkend: we hadden dit of dat anders moeten aanpakken?
Hendriks: „Als de crisis voorbij is zal er vast een heleboel naar boven komen. We hebben in het begin meteen gezegd: we stoppen met alle sport. Nu leveren we meer maatwerk, dat lijkt ook beter op z’n plaats. Net als Rutte moesten wij met 50 procent van de kennis, 100 procent van de besluiten nemen. Dat is echt zo, nog steeds.”

Deel deze pagina