Dit is een kopie van het artikel “Vaar bij gendervragen in de (top)sport niet alleen op testosteronwaarden” uit het Medisch Contact.

Vaar bij gendervragen in de (top)sport niet alleen op testosteronwaarden

Er is niet genoeg wetenschappelijk bewijs dat alleen een hogere testosteronwaarde bij vrouwen voordelig is voor sportprestaties. Toch is dit in de topsport wél vaak de graadmeter.

De testosteronwaarde bepaalt in de topsport meestal of transgender vrouwen, personen met een intersekseconditie of met polycysteus-ovarium-syndroom (PCOS) – die soms ook verhoogde testosteronwaarden hebben of hebben gehad – het in de competitie mogen opnemen tegen cisvrouwen en binnen welke groep de sporter dus valt.

De veronderstelling is dat zij dankzij hun mannelijke lichaamskenmerken oneerlijk voordeel hebben, wat bij sportprestaties ongunstig zou uitpakken voor cisvrouwen. Maar wat is dan wél een goede methode om ervoor te zorgen dat de competitie én zo eerlijk mogelijk is én inclusief? Daarover bogen zich ongeveer veertig deskundigen uit tien landen op 15 en 16 maart tijdens een conferentie over gender, sekse en topsport in Rotterdam, op initiatief van NOC*NSF.

Shin splints verdient nog meer aandacht

Discussie

‘De vraag of transgender vrouwen, personen met een intersekseconditie of PCOS niet te veel voordeel hebben ten opzichte van cisvrouwen wordt in de sportwereld steeds vaker gesteld’, zegt Maarten Moen, sport- en bewegingsarts en chef-arts bij NOC*NSF. ‘En daarmee laait ook de discussie op of zij het mogen opnemen tegen cisvrouwen. Een bekend voorbeeld is de Amerikaanse zwemster Lia Thomas, die diverse zwemkampioenschappen won, waarna de internationale zwembond FINA in 2022 besloot zwemsters die hun transitie na hun 12de levensjaar afronden uit te sluiten van de vrouwencompetitie – waarmee in de praktijk álle trans vrouwen worden uitgesloten. Of de Zuid-Afrikaanse atlete Caster Semenya, die een intersekseconditie heeft en vanuit de internationale atletiekfederatie kreeg opgedragen dat zij haar testosteron moest verlagen om te mogen meedoen. Hoe er naar deze vraagstukken wordt gekeken verschilt per land en ook de (inter)nationale sportbonden – die wat dat betreft autonoom zijn – gaan er verschillend mee om. Als NOC*NSF willen we graag internationaal een voortrekkersrol spelen in het krijgen van antwoorden op deze vragen. Daarbij willen we af van de perceptie – de “gutfeelings” dat deze vrouwen een oneerlijk voordeel hebben door hun mannelijke lichaamskenmerken. We willen de discussie voeren op basis van wetenschappelijke onderbouwde argumenten.’

‘Het zal moeilijk zijn om een goede methode te ontwikkelen’

Geen causaal verband

‘Er ís internationaal onderzoek naar gedaan. Maar de meeste onderzoeken zijn matig van kwaliteit en tonen hooguit een associatie aan tussen een verhoogd testosteronniveau en betere sportprestaties, maar geen causaal verband’, zegt internist-endocrinoloog Sebastian Neggers, een van de sprekers op de conferentie. ‘Wel is er een relatie tussen testosteronwaarden, lean body mass en aerobe prestaties. Als je alleen een testosteronniveau als afkapwaarde zou gebruiken om te bepalen of een vrouw wel of niet mee mag doen in de competitie, dan is het nog niet duidelijk wat het precieze afkapmoment dan zou moeten zijn. Daarnaast zijn er andere androgenen die ook een rol spelen bij het voordeel dat deze vrouwen mogelijk hebben. En dat is ook per persoon weer verschillend. Daarom zal het moeilijk zijn om een goede methode te ontwikkelen.’

Androgenen

Wereldwijd is er maar een handjevol artsen dat wetenschappelijk onderzoek doet naar de effecten van mannelijke lichaamskenmerken bij transgender vrouwen, personen met een intersekseconditie of PCOS op (top)sportprestaties, vertelt Neggers. In Nederland is dat eveneens zeer beperkt, ook hijzelf doet er geen onderzoek naar. Neggers: ‘Het is lastig om onderzoek te doen, omdat het maar een heel klein groepje topsporters betreft, die je niet aan allerlei onderzoeken wilt onderwerpen. Maar het zou helpen om breder onderzoek te doen naar de sportprestaties van deze vrouwen en het effect van verschillende lichaamskenmerken en androgenen. We weten sinds een aantal jaar dat er veel meer soorten androgenen zijn en kunnen ze sinds een jaar of tien ook meten.’

Politieke lading

Het lastige aan het vraagstuk is dat er vaak een politieke lading aan wordt gegeven, vinden beide artsen. Mede daarom is NOC*NSF heel erg terughoudend met het innemen van een standpunt over de positie van deze vrouwen in de topsport, zegt Moen. ‘We zijn vóór inclusie en vóór eerlijkheid. We willen als NOC*NSF internationaal onze rol pakken om tot die inclusie en eerlijkheid te komen.’

Die politieke lading zit ook in het stigma dat ze vaak ervaren en ook daar moet rekening mee worden gehouden, vindt Neggers. ‘Het gaat in de discussie om slechts een heel kleine groep topsporters. Maar als arts zie ik dagelijks patiënten die vaak te maken hebben met dit stigma. Zij worstelen al sinds hun puberteit met hun lichaam, hun emotionele ontwikkeling, met vooroordelen in hun omgeving en hoe de samenleving naar ze kijkt. Dus een sportbond moet voorzichtig zijn om zomaar te zeggen dat een sporter niet als vrouw gezien kan worden.’

Deel deze pagina