Dit is een kopie van het artikel “De beste zorg voor de beste sporters”, door Jeffrey Jansen uit het het magazine SportGezondheidsZorg d.d. april 2024.

De beste zorg voor de beste sporters

De Olympische Spelen van Parijs worden zijn eerste Zomerspelen als chef-arts van NOC*NSF, maar zijn LinkedIn-profiel verraadt dat Maarten Moen al ruim elf jaar voor de sportkoepel werkt. Aangenomen door voormalig technisch directeur Maurits Hendriks heeft Moen, prestatiemanager Medisch bij NOC*NSF, sinds die tijd veel zien veranderen in de infrastructuur van de topsportzorg in Nederland.

Sportkoepel NOC*NSF, in 1993 ontstaan uit een fusie tussen het Nederlands Olympisch Comité en de Nederlandse Sport Federatie, heeft als langetermijnvisie ‘Nederland het sportiefste land ter wereld in 2032’. Een greep uit de streefdoelen voor 2032, genoemd op de website: 12 miljoen mensen doen minimaal 3 keer per week aan sporten en sportief bewegen, 14 miljoen mensen genieten wekelijks van wedstrijden, competities en evenementen als deelnemer óf supporter, TeamNL behoort tot de tien meest succesvolle topsportteams ter wereld en 80 procent van de jeugd heeft een goede beweegvaardigheid. Ook wordt ingezet op aantoonbaar bekwame officials, trainers en coaches voor de sportende jeugd en een sociaal veilige, gezonde en inclusieve sportomgeving. Behalve voor de topsport wordt dus ook heel duidelijk beleid gemaakt voor de breedtesport. Uiteraard liggen daar belangrijke voorwaardelijke factoren voor de doorgroei van talentvolle sporters die, vanaf een bepaald niveau, alle mogelijke steun krijgen om zich verder te ontwikkelen. Het is dus niet vreemd dat voor talentvolle sportzorgprofessionals hetzelfde geldt. NOC*NSF stelt alles in werking om deze mensen stap voor stap te laten groeien in hun functie.

TeamNL centra

De topsport is bij NOC*NSF ondergebracht in verschillende centra, vroeger Centrum voor Topsport en Onderwijs (CTO) geheten maar tegenwoordig TeamNL centra. Binnen deze centra worden fulltime trainingsprogramma’s gevolgd door topsporters die er trainen, wonen en studeren. Het idee was oorspronkelijk om ook de sportmedische en paramedische zorg daar te organiseren. Sportartsen en sportfysiotherapeuten konden zodoende ervaring op doen. “Tot dan toe waren er overal in het land wel sportartsen en -fysiotherapeuten die twee of drie topsporters per jaar zagen”, vertelt Moen. “Heel mooi dat die zorg verleend werd, maar kun je hen dan echte experts in de zorg van de topsport noemen? Wij denken dat je daarvoor toch echt vlieguren en aantallen nodig hebt. De medische zorg moet bovendien ook aanwezig zijn bij de trainingen. Twaalf jaar geleden zat een arts nog in het ziekenhuis te wachten totdat er iemand kwam. Nu is hij of zij veel meer en directer betrokken bij de sporter.”

De beste zorg voor de beste sporters

Jaren ervaring

Moen was door de jaren heen bij verschillende Paralympische en Olympische sporten als teamarts betrokken op verschillende plekken in het land. Momenteel is hij teamarts van de waterpolodames en -heren, de worstelaars en de ruiters. Als de rechterhand van Cees-Rein van den Hoogenband, die in 2012 chef-arts was tijdens de Olympische Zomerspelen in Londen, kon Moen al veel ervaring opdoen voor zijn latere functie als chef-arts. De term chef-arts is wat verwarrend. Sinds 2022 is Moen chef-arts van Olympisch TeamNL maar ook van NOC*NSF. Daarnaast is er per toernooi waarbij NOC*NSF als organisatie betrokken is, ook nog een hoofd-medisch. In het geval van de Olympische Spelen lopen deze termen dus door elkaar heen. In het Engels is het duidelijker: hoofdmedisch van een toernooi heet dan ‘chief medical officer’ en het hoofd-medisch van NOC*NSF heet dan ‘medical director’. Moen is dus nu de chief medical officer voor de Olympische Spelen van Parijs en tegelijkertijd de medical director van NOC*NSF. De rol van hoofd-medisch voor een toernooi heeft hij al heel vaak gehad. In die hoedanigheid was hij aanwezig op onder andere de Youth Olympic Festivals, Youth Olympic Games (de Olympische Spelen t/m 18 jaar), de European Games en de Paralympische Zomer- en Winterspelen van respectievelijk 2012 (Londen), 2014 (Sotsji) en 2016 (Rio) en hij was hoofd-medisch bij de Olympische Spelen van Beijing. Eigenlijk bij alle toernooien waar TeamNL bij betrokken was, is hij hoofdmedisch geweest. “En in Tokio was ik de rechterhand van Peter Verstappen, die toen chef-arts was voor het toernooi.”

“Het gaat om dealen met mensen die het misschien niet helemaal met je eens zijn of zelfs heftige emoties tonen”

Warme overgang

Moen vindt de overgang naar de functie van chef-arts Olympisch een heel mooie stap, maar dankzij het hele voortraject niet zo’n grote. “Een groot deel van de aanwezige sporters op die grote toernooien gaat ook naar de Olympische Spelen. Daarbij ben ik ook al jarenlang teamarts van verschillende teams dus ik ken de sporters goed, net als de setting waarin ze moeten presteren en NOC*NSF als organisatie. Je kan zeggen dat ik twaalf jaar ben getraind om die rol goed te vervullen. Ook bij Pieter van den Hoogenband en Carl Verheijen, die chef de mission waren van respectievelijk de Zomer- en de Winterspelen, hebben de grote jeugdtoernooien gediend om flink wat vlieguren te maken met betrekking tot hun rol.”

Specifieke vaardigheden

De medische staf van NOC*NSF, met Moen aan het hoofd, heeft als slogan: ‘Zoveel mogelijk gezonde trainingsuren. Hoe minder trainingsuitval, hoe lekkerder je kunt trainen, waardoor je beter kunt presteren en je zo gezond mogelijk blijft’. Daar moeten de sportartsen, sportfysio’s en sportmasseurs binnen TeamNL voor zorgen. Daar heb je bepaalde competenties voor nodig, die anders zijn dan de vaardigheden die je voor het werk in een ziekenhuis of praktijk nodig hebt. Mensen worden getraind in juist dié competenties, die je nodig hebt voor werken in de topsport. En als je dan ook nog hoofd-medisch bent van de Youth Olympic Games, de Paralympische Spelen of de Olympische Spelen, dan komen daar bovenop nog vereiste competenties als leiderschap en werken in teams. “Ik heb de luxe gehad om anderhalf jaar training te krijgen van een persoonlijke coach, een assessment-psycholoog. Het gaat om communicatie, om dealen met mensen die het misschien niet helemaal met je eens zijn of zelfs heftige emoties tonen, of die niet zeggen wat ze werkelijk vinden. Kortom: effectief communiceren, daar gaat het eigenlijk om.”

“Voor acute zaken die je wilt afdekken moet je een goed lokaal medisch netwerk opbouwen”

Breed medisch netwerk

Op de vraag of de Zomerspelen wezenlijk anders zijn dan de Winterspelen is Moen duidelijk. “In principe niet. Er zijn zaken die je altijd goed moet regelen. De samenstelling van een goed medisch team is er één van. Dan zoek je wel samenwerking met mensen, die op het gebied van bijvoorbeeld de wintersporten veel ervaring hebben. Dat geldt hetzelfde voor zomersport of jeugdsport. Per evenement zoek je de juiste mensen, maar je verzamelt ook de spullen voor de specifieke omstandigheden. Zo waren het in Tokio Covid en de hitte waarmee rekening gehouden moest worden, en in Beijing waren het Covid en juist de kou, want daar was het min 20. Je hebt dus een soort mal van zaken die vaak terugkomen maar gespecificeerd moeten worden voor een toernooi. Maar er zijn ook altijd thema’s die er voor een specifiek evenement uit springen. Daarom beginnen we heel vroeg met voorbereiden, vaak meer dan twee jaar van tevoren. We willen heel graag een goed lokaal medisch netwerk hebben. Dat is niet alleen voor tijdens de Spelen van belang, maar ook de maanden voorafgaand aan de Spelen, bijvoorbeeld tijdens testevents. En hoe verder de Spelen worden gehouden hoe belangrijker het is de zaakjes op orde te hebben. Maar ook voor Parijs geldt: hoewel je van centrum Parijs in zes uurtjes in Amsterdam kunt zijn, is het belangrijk te weten bij welk ziekenhuis en bij welke arts je ter plekke voor welke blessure van een topsporter terecht kunt. Ook als bijvoorbeeld een judoploeg maanden van tevoren al een trainingskamp in Parijs heeft. Voor acute zaken die je wilt afdekken moet je een ontzettend goed medisch netwerk opbouwen.”

Hitte als risicofactor

Specifieke aandachtspunten voor verschillende Spelen in het verleden waren bijvoorbeeld hitte en smog (Athene) en reizen door tijdzones. Voor Parijs is dat volgens Moen ook de hitte. “De bandbreedte van de temperatuur in Tokio was smal, maar erg hoog. Voor Parijs is die breder, maar ook daar houden we rekening met heel warme venues en oververhitte sporters. Ik werk daarbij heel nauw samen met Kamiel Maase, hoofd van de afdeling Sportscience. Hij had in Tokio de taak om te zorgen dat sporters zo koel mogelijk startten om zo goed mogelijk te kunnen presteren. Maar alsnog kwam het dan voor dat mensen oververhit raakten. Op zo’n moment is het belangrijk om hen zo goed mogelijk te koelen. Destijds hadden we Jelmer Alsma, internist acute geneeskunde, in Japan omdat de kans op hitteletsel zo groot was dat we per se iemand wilden meenemen met deze expertise. Jelmer gaat niet mee naar Parijs maar is wel nauw betrokken geweest, om de artsen en fysio’s extra in deze materie te scholen.”

Scenario’s voorspellen

Regeren is vooruit denken, en daar staat Moen voor. “We moeten vooraf gewoon rekening houden met dit soort zaken en maatregelen nemen. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de kans op allerlei infectieziekten. We denken altijd in scenario’s: hoe kunnen we de kans dat iets voorvalt zo klein mogelijk maken en als het dan tóch gebeurt, wat doen we dan? Op deze manier willen we zoveel mogelijk trainingsuren kunnen waarborgen. Dus: wat kunnen we aan de voorkant zoveel mogelijk tackelen, zodat onze sporters daar zo min mogelijk over struikelen, goed kunnen presteren en gezond blijven? Deze lijn, die we 365 dagen per jaar proberen vast te houden, geldt uiteraard ook voor de Spelen. En dan houden we rekening met specifieke scenario’s, die dan voor dit toernooi roet in het eten kunnen gooien.”

Extra expertise verzameld

NOC*NSF wil de beste zorg voor de beste sporters. Ze legt zowel voor de sporters als voor de artsen en fysio’s de lat hoog. Je moet de competenties, de skills én de ervaring hebben om die zorg zo goed mogelijk te kunnen verlenen. “We kunnen 98 procent van de medische zorg met dit team 365 dagen per jaar aan de sporters verlenen, maar voor een aantal zaken heb je externe specialisten keihard nodig. Al jarenlang hebben wij verschillende zogeheten ‘expert-schillen’ om ons heen verzameld. Daarvan benutten we het meest de radiologie, orthopedie, cardiologie en de longgeneeskunde, maar er zijn er zeker meer. In zo’n expert-schil zitten specialisten met extra expertise in de sport en topsport, die bereid zijn hun hoogwaardige zorg snel te leveren. Voor ons een hele luxe positie. Periodiek evalueren we met de kartrekkers van die expert-schillen, bij de orthopedie is dat bijvoorbeeld professor Gino Kerkhoffs. We bespreken wie er nog in het netwerk zitten, hoe men functioneert en of de personen in het netwerk de lading nog dekken. Wie is er bijvoorbeeld afgevallen in het traumatologie/orthopedie-netwerk en wie leveren óók heel prominent zorg voor topsporters?” Nieuwe mensen worden benaderd en aan hen wordt goed uitgelegd wat de visie van NOC*NSF is ten aanzien van de zorg voor topsporters. “In het revalidatieproces van een sporter is een specialist belangrijk maar slechts een schakel in het geheel. Het epicentrum is de sporter. Daarin moet je kunnen meegaan. En als we dan de juiste mensen hebben gevonden, brengen we af en toe het hele team bij elkaar om van elkaar te kunnen leren en nieuwtjes uit te kunnen wisselen. Met als uiteindelijk doel weer zo goed mogelijke zorg voor de sporters.”

“In aanloop naar Parijs houden we rekening met heel warme venues en oververhitte sporters”

High Performance Partners

Onlangs is voor traumatologie en orthopedie het netwerk opnieuw ingericht en wordt het ‘expertnetwerk orthopedie-traumatologie’ genoemd. Als een specialist al een bepaalde tijd binnen zo’n netwerk heeft gefunctioneerd en van de sporters en teamartsen heel goede feedback krijgt over zijn/haar skills en bijvoorbeeld bereikbaarheid, dan kan het zijn dat NOC*NSF hem of haar upgradet tot High Performance Partner. “Zo’n specialist heeft dan een enorme track record opgebouwd. De teamartsen en -fysio’s zijn ook allemaal High Performance Partner. We zien dit als een mooi kwaliteitsstempel. Die titel krijg je niet zomaar en is echt wel wat waard. Mensen zijn daar terecht trots op.”

Vaste gezichten

Op de TeamNL centra werken ongeveer 30 artsen en 70 fysio’s. Dat is het team dat op dagelijkse basis de medische zorg verleent aan de sporters. Zij zijn door het jaar heen aanspreekpunt voor hen. Dat gaat met een appje of belletje, dus hele directe lijnen. “Ik ben zelf arts van de worstelaars, de ruiters, en de waterpolomannen en -vrouwen, en die weten mij meer dan goed te vinden als er medische zaken zijn. De medische staf van de sporten gaat over het algemeen óók mee naar toernooien als de Olympische Spelen. We gaan niet kijken wie we daarvoor uitnodigen, zo van ‘heb ik nog een vriendje’. Ik werd rond 2009 een keer door NOC*NSF uitgenodigd om mee te gaan als chef-arts naar de Winterspelen, terwijl ik helemaal niet betrokken was bij een Olympisch programma. Dat is nu onbestaanbaar. We weten al lang van tevoren wie er naar Spelen meegaan. Dat zijn de vaste mensen en zo hoort het ook. De overgrote meerderheid van de medische zorg bij de Spelen wordt verzorgd door dezelfde mensen die de sporters ook zien bij de EK’s en de WK’s, dus de eigen teamarts en fysio. Een beperkt aantal sporten, die misschien maar twee of drie sporters mee hebben, heeft geen eigen arts en fysio mee. Dat heeft ook te maken met het beperkt aantal accreditaties. En daar hebben we dan overall functionerende artsen en fysio’s voor, waarvan ik er zelf ook eentje ben.”

Het overgrote deel van de sporters heeft dus 365 dagen per jaar, inclusief de grote toernooien, hun eigen vertrouwde teamarts en fysio. Vroeger waren de artsen als bondsarts in dienst van de betreffende sportbond. Tegenwoordig worden deze artsen betaald vanuit de pot van VWS en de Loterij via NOC*NSF en worden ze teamarts genoemd. Een van de uitzonderingen hierop is het schaatsen. Die sport neemt bij grote toernooien nog wel een bondsarts mee, want die wil aan alle sporters zo goed mogelijke zorg kunnen verlenen, zonder politieke voorkeur voor een commercieel team.

“We kunnen 98 procent van de medische zorg met dit team 365 dagen per jaar aan de sporters verlenen”

Psychologische zorg

In de evaluatie van Beijing 2022 werd door de sporters aangegeven dat er behoefte was aan meer psychologische zorg. De medische staf van NOC*NSF en Moen trekken de laatste jaren nauw op met psycholoog Eefje Raedts, hoofd psychologische zorg. Met haar is de medische visie ‘zoveel mogelijk gezonde trainingsuren’ uitgebreid naar ‘zoveel mogelijk fysiek en mentaal gezonde trainingsuren’. “Het is tegenwoordig vanzelfsprekend dat er een psycholoog meegaat naar grote toernooien waarbij TeamNL betrokken is. Raedts gaat dan ook als hoofd psychologie mee naar Parijs, samen met nog een tweede psycholoog. Het beleid van NOC*NSF is dat er altijd één of twee psychologen meegaan, afhankelijk van de grootte van het toernooi.” Moen besluit met een quote van waterpolocoach Evangelos Doudesis: “Uiteindelijk wil ik gelukkige sporters afleveren.” Het kan niet de bedoeling zijn dat je wel goed presteert maar daar chronisch ongelukkig van wordt, vindt Moen. “Als je met plezier naar je werk gaat, is het veel gemakkelijker om goed te presteren. Dat geldt uiteraard voor een topsporter precies zo. Topsport is gewoon een beroep. Als je blij, gelukkig en tevreden topsport kunt blijven doen, kun je dat lang vol blijven houden én zijn de prestaties beter. Dat is voor ons een ongelooflijke no-brainer.”

Deel deze pagina